Rondzendbrieven wereldreis > Rondzendbrieven > 11: Zaïre
Wereldreis, Afrika: brief 11

Wereldreis, Afrika: brief 11

[27 januari 1997]

Kinshasa

Het lijntjesblok van thuis is helemaal vol, dus ga ik nu maar verder op dit Afrikaanse ruitjesblok. Afgelopen vrijdag zijn we vanuit Brazzaville (Congo) met de pont overgestoken naar Kinshasa, de hoofdstad van Zaïre. De oversteek heeft zowat de hele dag geduurd. Om acht uur zijn we richting pont gegaan, die om tien uur hoorde te vertrekken en uiteindelijk om half een echt gaat. Voor de zekerheid hebben we weer een lijst met het geld (deviezenlijst) gemaakt. Officieel is dat niet nodig in Zaïre, maar elke politiepost bepaalt hier zo'n beetje zijn eigen regels. Iedereen heeft 200 $ niet opgegeven en verstopt als zwart geld. In Zaïre geef je geen geld uit aan eten, in Zaïre betaal je smeergeld en daar is de 200 $ voor.

In Kinshasa duren de formaliteiten lang en door te bluffen komen we (dankzij W. en L.) zonder mining-permit weg (je moet officieel toestemming hebben om door Zaïre te rijden, omdat je door hun (goud- en diamant)mijnengebied kan rijden en dat mag niet zomaar). Zonder permit loop je kans op een boete, maar dat doe je met permit ook, we gokken er op dat we zonder permit voordeliger uit zijn.

We rijden om het centrum van Kinshasa heen, wisselen snel wat geld en maken dan dat we zo snel mogelijk de stad uitkomen. Kinshasa staat zeer slecht aangeschreven (gevaarlijk voor buitenlanders), maar rijdend door de buitenwijken merken we er weinig van, iedereen kijkt verrast naar ons en zwaait vriendelijk naar ons. Na het geld wisselen zijn we opeens miljonairs. We hebben met z'n tweeën 70 dollar gewisseld en hebben nu stapels geld: 10.500.000 Zaïres. Het grootste briefje hier is 50.000 Zaïre (iets meer dan 50 cent), dus je loopt hier met belachelijke stapels rond. Het gekke is dat je 50.000 Zaïres toch veel meer vindt dan twee kwartjes en uitermate zorgvuldig je portemonnee in de gaten houdt, terwijl er hooguit fl 5,-- inzit.

Corruptie

Het smeergeld voor de grens Congo-Zaïre valt mee: $ 100 voor de hele groep. Bij de noordelijke route zijn de officials (politie, gendarmerie, immigratie, toeristen-officials) veel gehaaider, daar moet je voor alles betalen en je geld opgeven en laten controleren. Bij de controle van je geld, proberen ze dan eerst dollars te stelen, waarna je een boete krijgt, omdat je minder geld hebt dan je hebt opgegeven. Vorig jaar is bij de noordelijke route bij de grens $ 650 smeergeld betaald.

Hier krijg je het idee dat ze het wel proberen, maar nog niet goed genoeg weten hoe ze het aan moeten pakken. De strategie van L. en W. is: alles wat je wilt, begrijp je in het Frans, voor de rest begrijp je niets. In Kikwit vragen ze naar fototoestellen (om ons een foto-permit aan te smeren). W. zegt: 'Foto, foto? Nee, we hebben geen foto's van thuis.' Als de man aandringt krijgt hij een pasfoto van W. De official weet dan niet wat hij verder moet doen en laat het onderwerp rusten.

Ook als ze geld vragen en we zeggen dat we geen geld hebben, zijn ze vaak uitgepraat. Dat we echt geen geld hebben, leggen we als volgt uit: eten hebben we bij ons en we kopen (een beetje) goedkoop lokaal eten, we koken altijd zelf (restaurants kunnen we niet betalen) en we slapen buiten in de tent. Als ze dan aankomen met de truck en de diesel en de visa die we hebben, die kosten ook veel geld, dan heeft onze chef in Holland (Ashraf) die voor ons gekocht. Overigens krijgt iemand die echt iets voor ons doet wel voor zijn diensten betaald en ook lukt het niet altijd om onder betalen uit te komen. In Kikwit moesten we een soort stadsvisum voor Kikwit kopen à 8 dollar per persoon. Zaïre is in alle opzichten een ongeregeld en ongeorganiseerd land. Economisch is het land een chaos, de infrastructuur stelt niets voor; telefoonverkeer, fax en dergelijke zijn er niet of nauwelijks. Daarnaast is het land enorm groot en verdeeld. De president (Mobutu) is één van de slechtste mensen die er in Afrika rondlopen, hij is onvoorstelbaar rijk, heeft goud- en diamantmijnen en een privé-leger. De oppositie stelt hier nauwelijks iets voor, de mensen worden omgekocht, verraden en achtervolgd. Ook de oppositie is hier niet georganiseerd. Corruptie is in Zaïre erger dan waar ook en dat is niet verbazingwekkend. Officials verdienen hier 1 à 3 dollar per maand en daar kan je ook hier absoluut niet van leven. Illegale aanvulling van je inkomen is dus domweg nodig. Het geld wordt hier ook snel minder waard. Vorig jaar kreeg je voor één dollar 53.000 Zaïres, nu 150.000 of 160.000 Zaïres. Verder krijg je op verschillende plaatsen in het land verschillende koersen, daar kan echt een factor drie tussen zitten.

Landschap

Het landschap is volstrekt anders dan wat we verwacht hadden. Zaïre was (en dat geldt wel voor de oorspronkelijke route) voorgesteld als alleen maar nat en dicht tropisch regenwoud. Geen uitzichten, alleen maar dicht groen bos en regen.
Nu we richting zuidoosten gaan, krijgen we heel iets anders te zien. Mooie groene golvende heuvels, met weidse uitzichten. Bovenop zijn de heuvels begrast, lager op de hellingen is het bebost en er zijn veel beekjes. Het geheel doet eerder aan Zuid-Frankrijk denken dan aan Afrika (afgezien van de dorpjes en de kwaliteit van de wegen dan).

[30 januari 1997]

Ploeteren

Vandaag en gisteren hebben we gehad wat ons voor Zaïre beloofd was: gisteren ging de open vlakte over in tropisch regenwoud. 's Morgens was het al zwaar bewolkt met steeds dreigender wordende luchten en indrukwekkend gerommel van de donder met af en toe bliksemschichten. De eerste bui dreigt wel maar de tweede stort vol naar beneden. In die regenbui stranden we voor het eerst met de truck: er moet gegraven worden. Vanaf dit moment wordt de weg niet meer beter. De kuilen zijn enorm en de ene kant van de weg moet afgegraven worden om daar de andere kant mee op te hogen. Na de regenbui (na een uur is het weer droog) is de weg en het zand erg nat, waardoor er de hele middag geschept en gegraven moet worden. We stoppen op de weg als het donker wordt, maken met takken markeringen een flink stuk voor en achter Bertus en zetten de tenten op de weg op. We hopen maar dat het 's nachts droog blijft anders wordt het morgen nog lastiger (en gelukkig blijft het droog).

Van rijden is nog nauwelijks sprake.

Van rijden is nog nauwelijks sprake.

Vandaag hebben we vanaf half acht het vertrek tot ongeveer half vijf niet anders gedaan dan geschept, gegraven en geploeterd om vooruit te komen. De weg is voor Bertus onbegaanbaar en overal moet gegraven worden of moeten gaten met zand opgevuld worden. De planken die we in Douala gekocht hebben, zijn vaak nodig om Bertus nog wat steun te geven. Heel de dag rijden we door dicht bos en ook al kappen we veel takken weg, er zwiepen heel wat de truck in.
Tijdens de lunch zijn we gelukkig bij de beek, zodat we onszelf en de kleren kunnen wassen.
Vanaf half vijf wordt de weg wat beter, we kunnen weer meerijden (tot dan toe ging lopen veel sneller, zeker omdat er toch voortdurend aan de weg gewerkt moest worden). De takken zwiepen links en rechts naar binnen en de meest exotische insecten komen de truck in. Het ergste zijn grote rode mieren, die bijten je meteen.

[1 februari 1997]

Langzaam

Al met al hebben we de 30ste de gigantische afstand van veertien kilometer overbrugd, ook de dag daarna lopen we meer naast de truck dan we er in zitten. Het is nog steeds wel droog en 's middags heel erg warm om te graven en te spitten. Eerlijkheidshalve moet ik er wel bij zeggen dat de anderen meer graven dan ik. Een aantal van de mensen (vooral de mannen) vindt juist Zaïre met het graaf- en spitwerk het meest aanlokkelijke deel van de reis. Je moet je best doen om ook een keer een schep of spa te pakken te krijgen. Als de stoere boys erg moe beginnen te worden mag Rik wel meedoen, maar ik krijg nauwelijks de kans om balken te sjouwen of mee te graven. Ik vind dat niet echt heel erg, want als ik wel een schep heb, weet ik meestal toch niet zeker of ik wel op de goede plek sta te graven. Ik ben niet in de wieg gelegd voor dit soort praktische handelingen.

Gisteren hebben we de pont waar we mee over moeten bereikt. Voordat we met het pontje over kunnen, moeten we eerst met een pirogue een accu van Bertus overvaren. Als we eenmaal over zijn is de dag al weer om en we overnachten aan de rivier 22 kilometer verder dan de dag ervoor.

Muggen

De nacht bij de rivier bevalt uitermate slecht. Het sterft van de muggen en als ik voor het slapen gaan naar de wc ga, ben ik zo gefixeerd op het wegslaan van de muggen dat de zaklantaarn valt en eerst helemaal geen en later weinig licht geeft. In de tent sterft het ook van de muggen, daarnaast springen er werkelijk honderden zandvlooien in de tent rond. Met de magere zaklantaarn is muggen vangen niet gemakkelijk en de zandvlooien zijn al helemaal niet te vangen. Het is gruwelijk heet in de tent, maar we zullen in de lakenzakken moeten vanwege de beesten. Bovendien zitten we onder de bulten en steken van allerlei beesten (ook muggen) die in zo'n veel te warme lakenzak in een veel te warme tent onbeschrijfelijk jeuken. Echt lekker slapen doen we niet. De volgende ochtend is de rivier weldadig. Alles onder water is lekker verstopt voor de muggen en het water is heerlijk verkoelend voor de bulten. Jammer genoeg staan de muggen je geduldig op te wachten als je uit het water stapt.
Zaterdag hebben we en topdag: 69 kilometer! We kamperen op een grasveld bij een missiepost in een dorpje, met nauwelijks muggen buiten en hooguit één mug in de tent. Zo bevalt het 's nachts een stuk beter, het is ook veel koeler 's nachts.

Onderweg

Op het stuk Kinshasa - Kikwit komen we nog door redelijke dorpjes waar af en toe cola of bier te koop is en wat andere dingen. We maken dan ook geregeld praatjes met mensen uit Zaïre en opvallend is dat de mensen hier toch vrij openlijk vertellen dat het land economisch op nul staat en dat Mobutu een slecht mens is. Een man heeft het niet over de politiek maar vraagt of we in Nederland ook zulke wegen als in Zaïre hebben. Nee, die hebben we niet. Hij is wel tevreden met zijn leven: hij heeft vis in de rivier en overal bananen. Een baan heeft hij niet en dus meestal ook geen geld. Als hij geen geld heeft koopt hij gewoon twee of drie maanden geen biertje of iets dergelijks. Op het stuk na Kikwit komen we nauwelijks meer door plaatsjes waar iets te koop is. In Idiofa (de laatste grote plaats waar we na Kikwit waren) was bier en cola te koop en pinda's (en overal zeep) maar veel meer niet. In de plaatsen waar we daarna komen is echt helemaal niets, behalve heel soms wat bananen. We leven nu op de voorraden van Bertus tot de volgende grote plaats, maar aangezien we niet weten hoe de weg voor ons is, weten we niet wanneer we daar zijn. Voor zover mogelijk proberen we wel zoveel mogelijk vers en lokaal eten te kopen, we hebben zelfs een keer rupsen gegeten, ze smaakten naar uitgebakken spekjes (ongeveer). We vonden het allemaal wel spannend.

Drinkwater hebben we tot nu toe wel kunnen krijgen, maar pas hier realiseer je je hoe belangrijk drinkwater is. Waar we met de pont overgestoken zijn, boden ze ons aan ons naar hun bron te brengen. Die bron was zeker anderhalf tot twee kilometer ver weg. Op het heetst van de dag met jerrycans van 25 liter de halfvolle watertank van 400 liter bijvullen is ook voor de sterke boys een hele zware klus. Wassen met tankwater is er dus niet meer bij, dat doen we nu als we bij een riviertje zijn, waar we dan gelijk kleren wassen.

[10 februari 1997]

Kasai-rivier en trein

Kamperen op het einde van de weg bij de Kasai rivier.

Kamperen op het einde van de weg bij de Kasai rivier.

Inmiddels zijn we wel wat verder in Zaïre. Al gravend zijn we bij de Kasai-rivier aangekomen, die we met een pont over moeten steken. De pont ligt echter vast op de andere oever en kan niet op eigen kracht loskomen. Er is wel een kleinere pont maar die kan maar vijf à zes ton aan en Bertus is 8,5 ton. Verder blijkt dat de weg van Ilebo naar Kananga (Ilebo ligt aan de andere kant van de Kasai-rivier) al twee jaar lang voor alle voertuigen 100% onbegaanbaar is. Ook al komen we de rivier over, verder rijden zal dus niet lukken. Na wat uitzoekwerk blijven er twee opties over: één is over met de pont (als we die loskrijgen) en Bertus op de trein naar Kananga zetten. De tweede mogelijkheid is, één dag terug rijden en via een andere route alsnog proberen naar Kananga te rijden. Uit het feit dat geen enkele chauffeur in Kikwit wist dat de route via Ilebo niet meer bestaat, blijkt wel hoe slecht de communicatie en infrastructuur hier is.

De trein heeft als nadeel dat het duur is en we waarschijnlijk veel hang/wachtdagen hebben (wachten tot de pont is losgeduwd, wachten tot de trein, die volgens schema tweemaal per week gaat, maar schema's zeggen hier niets). De route over de weg kunnen we direct beginnen, maar ook dan hebben we zeker tien rijdagen naar Kananga voor de boeg.

Uiteindelijk lukt het toch vrij snel om met de pont over te steken. 's Nachts hebben we een gigantische regenbui gehad, waardoor het water in de rivier gestegen is en de pont spontaan los is gekomen. Na één nacht wachten kunnen we met de trein. De trein rijdt 's nachts, we slapen dus of in Bertus (de trein heeft geen personenwagon) of in de wagon voor of achter Bertus. In Kananga komen we na 24 uur treinen 's nachts aan, we slapen dus nog een nacht in de trein.

Ontbrekende permit

De dag daarna (zondag) lopen we recht in de armen van een hoge vervelende official van de immigratiedienst. Omdat we geen mining-permit hebben (in deze omgeving zitten diamantmijnen) worden alle paspoorten in beslag genomen. De mining-permit die de man verlangt zouden we in Kinshasa moeten kopen en zou ons $ 300 (ruim fl 500,00) kosten. Het is duidelijk dat er zondag geen oplossing komt. Afkopen lukt niet en zonder paspoort doen we niet veel. We zetten de tenten op in de tuin van de immigratiedienst, hopelijk komen we morgen verder.

[13 februari 1997]

We hebben de paspoorten weer terug en zijn met een mining-permit inmiddels weer op weg. We hebben nu een transit-permit voor het mijnengebied à 10 dollar per persoon. Dat is heel wat beter dan 300 dollar. We mogen nu alleen geen diamanten zoeken of er in handelen. Oorspronkelijk was de permit duurder, maar W. heeft ze wijsgemaakt dat de trein 7 dollar was en dat als de permit te duur was, we met de trein zouden gaan.

Vervelende officials

De politie- en immigratiecontroles in Zaïre en vooral in deze provincie zijn tamelijk vervelend. Ze zeuren enorm, schrijven van alles uit je paspoort over, zodat we in elke stad werkelijk uren kwijt zijn. Bovendien zijn er ook heel veel controles in een plaats. De weg is nog steeds erg slecht. We hebben de laatste dagen niet meer veel hoeven graven, maar we kruipen vaak met een gangetje van tussen de zeven en vijftien kilometer per uur vooruit. Gisteren zijn we over een stuk asfaltweg opeens veel opgeschoten. We zaten toen werkelijk midden in het diamantmijnen-gebied en we veronderstellen dat dat de reden van de goede weg was. In Mbuji-Mayi vroeg iemand of we diamanten wilden kopen. Gelukkig zei J. (degene aan wie het gevraagd werd) dat hij liever brood wilde kopen. De 'verkoper' bleek een official te zijn, die ons een fout wilde laten maken!

Kasaï

Vriendelijke mensen onderweg.

Vriendelijke mensen onderweg.

Na de asfaltweg wordt de weg weer ontzettend slecht, er staan ongelofelijk grote diepe plassen. We graven niet meer door Zaïre en in plaats van kruipen, zwemmen of roeien we nu ongeveer door Zaïre. Het is wel grappig, de eenden zwemmen hier gewoon midden op de weg. In al die plassen lijkt het soms of Bertus eigen ideeën krijgt, af en toe maken we enorme schuivers. Vandaag moeten we voor het eerst de tent in de regen opzetten. De laatste tijd kunnen we eigenlijk nooit meer echt wild kamperen. De enige geschikte plek is vaak in een dorpje, altijd onder overweldigende belangstelling van de dorpsbewoners. Tot nu toe waren ze altijd wel belangstellend naar waarom we reizen, wat we in Nederland eten e.d. Hier in deze provincie van Zaïre (Kasaï) zijn ze bezitterig nieuwsgierig naar ons. Ze willen eigenlijk alleen maar weten welke dingen ze van ons zouden kunnen krijgen. We raken ook wat spullen kwijt: de koeien (ovenwanten), een olielamp, deksels van plastic bakken en het slot van de achterdeur. Kasaï is de rijke provincie van Zaïre en waarschijnlijk zijn ze hier door de diamantmijnen en uiteraard de belangstelling van blanken daarvoor, gaan denken dat blanken er uitsluitend zijn om dingen van te krijgen. Het landschap is weer vrij open en grassig. Hier en daar staan bomen en er is veel bewoning (veel dorpjes) onderweg. Het landschap is niet meer heuvelachtig, maar meer licht glooiend. Zeker als de lucht grijs en zwaarbewolkt is (wat vaak zo is vanwege de regentijd), doet het ons aan Ierland denken.

Lastige provinciegrens

Het is inmiddels de 14de en vandaag zijn we de provincie Kasaï uitgereden. De douanepost Kasaï uit was erg lastig. Eerst moesten we allemaal persoonlijk langs komen. Ze vonden dat ik niet op mijn paspoort leek, ik hoop maar dat het niet door al het overvloedige eten hier komt. Vorige keer vonden ze dat ik op een Japanse leek. Daarna moest de achterkant van de truck open en van iedereen is de bagage doorzocht. Ze zijn bang dat we wapens bij ons hebben, onderweg roepen ze ook vaak 'Mercenaires' (= huurlingen) naar ons. Na de achterkant moesten de rijluiken open. We waren ervan overtuigd dat ze ook binnen alles zouden doorzoeken en onze fototoestellen zouden vinden en zouden gaan zeuren over een foto-permit. Kennelijk is ook de douane het zat, binnen bekijken ze binnen twee seconden en dan worden we onder militaire escorte naar de grens gereden. We zijn drie uur en een kwartier zoet geweest bij de grens. Zaïre is ongeveer kruipen van politie- naar politiepost.

Niemand hoeft trouwens bang te zijn dat we vermagerd uit Afrika terugkomen. We eten erg goed, op sommige dagen eten we zowel voor ontbijt als lunch pannenkoeken en we eten alle dagen 's avonds warm. Verder verkopen ze hier onderweg soms koeken, heel veel vers gebrande pinda's, die vaak nog warm zijn als je ze koopt en daardoor onweerstaanbaar lekker. Onze lichamelijke inspanning bestaat voornamelijk uit het in en uit de truck stappen dus echt vermageren doen we niet.

[19 februari 1997]

Langzaam, maar zeker

Langzaam maar zeker komen we steeds verder gekropen door Zaïre. We zijn nu bijna vier weken onderweg en hebben nog een kleine zeshonderd kilometer te gaan. De laatste tijd wisselt het landschap. Soms zitten we in dicht bos, maar de laatste dagen rijden we ook veel door moeraslandschap. We hopen met z'n allen dat de regen niet in alle hevigheid losbarst, per slot is het hier regentijd. We hebben wel vaak dreigende luchten en onweer, maar tot nu toe hebben we redelijk wat geluk gehad. Het is niet alleen dat we dan nat worden, maar de wegen worden dan van slecht domweg onbegaanbaar. Gisteren vonden we pas tegen het donker worden een plek om de tenten op te zetten: een zijweg van de hoofdweg. De tenten hebben we opgezet (op de weg) toen het al bliksemde en donderde, even later begon het te waaien en vlak daarna kwam de regen. Eten koken en afwassen hebben we dus in de regen gedaan. Om tien uur, half elf wordt het weer droog en de hele nacht blijft het droog.

's Morgens als we net op zijn begint het weer te gieten. Ons paadje van moddervette klei verandert al snel in een modderige glijbaan. We besluiten te wachten met rijden tot het weer droog is, een natte weg is toch te slecht om te rijden. Na ruim twee uur (half negen) is het droog en om half tien breken we op. Veel gebeurt er niet. Bertus glijdt wat voor- en achteruit en boort zich met zes wielen zo diep mogelijk in de modderige klei. Met veel graaf- en schepwerk krijgen we Bertus meter voor meter dichter bij de hoofdweg (gravelweg en veel harder), maar elke keer zet hij zich weer met zes wielen vast. Een paar lokalen staan het aan te kijken en als we op twee auto-lengtes na de hoofdweg genaderd zijn, beginnen ze dunne boompjes om te hakken en hout en takken voor de wielen te leggen. Na een poosje kunnen we volgens hun rijden en ja hoor, de laatste twee auto-lengtes redden we in één keer en we staan op de gravelweg. De eerste 75 meter hebben ons anderhalf uur gekost. Na een klein stukje gravelweg hebben we een tweede obstakel, we staan vast in een grote diepe plas. We passen de truc van de lokale mensen toe en leggen weer stammetjes en takken voor de wielen van Bertus. Ook nu vindt Bertus dat voldoende om uit de plas te krabbelen.

Het is al kwart over twaalf als we nog nauwelijks gereden hebben en de derde hindernis tegenkomen. Deze hindernis verbaast ons in hoge mate: het is een tegenligger die vastzit in de modder. We hebben al dagen en misschien zelfs al weken geen andere trucks meer gezien. Met een ketting trekken we de tegenliggende truck weer los. Al met al schiet je zo op een dag niet op. 's Middags hobbelen we aardig door, we rijden door dicht bos en krijgen takken, blaadjes, bloemen, bessen en beesten binnen. Eén soort plant (we weten niet welke) geeft een soort stof af (denken we) waar we gruwelijke jeuk van krijgen. Het voelt alsof je door de brandnetels hebt liggen rollen. Het is wel heel vervelend, maar ook wel lachwekkend zo'n truck vol met mensen die overal zitten te krabben en kleren uit en aan zitten te trekken omdat ze gek worden van de jeuk.

's Avonds vinden we voor het eerst sinds dagen een rustig wild kampeerplekje (dus niet in een dorpje). Het is nu mooi droog weer, we hebben goede hoop op een droge nacht. Overbrugde afstand vandaag: 35 km.
De groep is trouwens niet meer compleet, twee mensen zijn niet mee gegaan Zaïre in en zes mensen zijn twee dagen geleden op de trein gestapt. Hun bedoeling is sneller Zaïre uitkomen en nog wat andere dingen bekijken. De meeste uitstappers gaan maar mee tot Nairobi en die willen nu nog profiteren van bezienswaardigheden in Malawi en Zimbabwe (zouden we met noordoost route door Zaïre niet in de buurt gekomen zijn).

[24 februari 1997]

Asfalt naar Lubumbashi

De laatste paar dagen zijn we flitsend snel opgeschoten. Een stuk weg dat op de kaart staat aangegeven als onbegaanbaar in de regentijd, kunnen we vermijden. Een lokale chauffeur gidst ons naar een door de mijnbouwcompany aangelegde weg. Het laatste stuk tot Lubumbashi (de tweede stad in Zaïre) is asfaltweg en gaat ook snel. Nu moeten we hier visa voor Zambia regelen en dat gaat waarschijnlijk tot woensdag duren.

Al vanaf thuis hebben we twee brieven voor een pater in Zaïre bij ons en gezien de totale afwezigheid van werkende posterijen hier, weten we eerst niet zo goed wat we ermee aan moeten. Eén envelop heeft een adres in Kolwezi en door de mijnbouwweg te nemen komen we daardoor. Het lukt niet om de brieven persoonlijk aan de pater af te geven (zowel wij als de militairen in Kolwezi willen wel dat wij weg uit de stad zijn, de militairen vinden ons toch wat bedreigend) maar bij een missiepost waar we wel kunnen stoppen proberen we. De abt wordt op bevel van iemand van de missie door een jongetje wakker gemaakt. We leggen hem ons verhaal uit en ik vertel dat mijn zus de buurvrouw is van de zus van de pater van de brieven. Hij is erg vriendelijk, kent pater Koopman wel en zal regelen dat hij de brieven krijgt. Daar vertrouwen we maar op, de missie werkt beter dan de post hier.

In Lubumbashi zitten we na vier weken wildkamperen en wassen in beekjes, in een hotel. Bij het kamperen in dorpjes hebben we onze overnachtingen steeds met (kinder)kleren of (kinder)schoenen betaald. Nu moeten we opeens 41 dollar met z'n tweeën betalen, maar daarvoor hebben we dan ook een kamer met eigen w.c. en bad en warm water. Eerst moeten we tot twaalf uur (is in Afrika zeker tot kwart voor een) wachten op het water en als ik om kwart voor twee ga douchen heb ik wel een ligbad maar geen druppel water, laat staan warm water. Na veel geregel heb ik een emmer water en word ik toch schoon; c'est l'Afrique, zullen we maar weer zeggen. ('s Avonds is er wel water en kan ik de kleren die stijf staan van het vuil en de lakenzakken (na vier weken, bah!) wel wassen; alles komt in orde als je maar geduld hebt).

Dat was Zaïre

Vanaf Lubumbashi is het een paar uurtjes tot aan de grens, eigenlijk hebben we nu Zaïre dus wel gehad. Al met al is ook Zaïre heel bijzonder geweest; de eindeloze hobbelige wegen door een weinig veranderend landschap, de dorpjes met alleen maar een paar lemen hutjes, waar de mensen echt niets maar dan ook echt niets hebben, behalve bananen, pinda's, maniok en wat kippen en geiten en de kleine gebeurtenissen die de dag bijzonder maken. Eén keer gaan Rik en ik op zoek naar eieren. We kamperen net buiten een dorpje en willen eieren hebben voor de pannekoeken (die bakken we ter vervanging van brood). Het hele dorp is in rep en roer omdat we eieren willen kopen (voor een goede prijs). Iedereen wordt gemobiliseerd, maar verder dan twee piepkleine eitjes komen we niet. Even later staat de jongen uit het dorp bij onze tent met een kip onder zijn arm: willen we die niet hebben? Leg dan maar eens in het Frans uit dat de kip niet door het beslag kan!

Er zijn hier ook redelijk wat mensen met een fiets. Daarop vervoeren ze niet alleen veel, maar ook de meest uitzonderlijke bagage. Kippen en geiten achterop een fiets vinden we al niet meer vreemd. Een keer zien we zelfs iemand met een varken over de bagagedrager. Het varken uit luid en duidelijk dat hij dat niet leuk vindt.

Bij de veelvuldige militaire controles blijf je je verbazen. De uitgangspost bij Kolwezi is uitermate bars en dreigt ons weer terug te sturen naar de stad. Uiterst streng (nog steeds) vraagt hij of wij toeristen zijn (we staan er dan al een poos). Als blijkt dat we toeristen zijn, zullen we wel bonbons (snoepjes) hebben. Nee, die zijn al op. Alle snoepjes? Ja, alle snoepjes zijn op. Nu, als dat zo is, is er niets meer te vragen en mogen we weg. Met westerse logica is dat echt niet meer te begrijpen!

Wat ook het hele land door opvalt, is het verval en de in onze ogen onnodige armoede van het land. In steden zie je overal dat de plaatsen vroeger welvarend zijn geweest. Gebouwen staan gewoon leeg en verpauperen en winkels en banken zijn dicht. Doodzonde van zo'n land met genoeg mogelijkheden voor landbouw en vee en met zoveel delfstoffen (diamant en koper).
De mensen in Zaïre zelf willen het ook graag anders en zijn bang wat er nu verder zal gaan gebeuren. De situatie in Oost-Zaïre is erg onrustig.

Wij hebben nu de ervaring een stukje van het land gezien te hebben en vinden het allemaal tijd om nu uit Zaïre weg te gaan. Hier op bezoek zijn is goed, aan hier wonen moet je niet denken.
Deze Zaïre-brief kan zo langzamerhand afgesloten worden. In Lusaka (Zambia) kunnen we weer post versturen en waarschijnlijk bellen. Aangezien J. gewaarschuwd heeft dat ik geen brieven van twintig kantjes mag schrijven, stop ik nu.

naar volgende pagina:
volgende: 12: Zambia en Tanzania