Rondzendbrieven wereldreis > Rondzendbrieven > 12: Zambia en Tanzania
Wereldreis, Afrika: brief 12

Wereldreis, Afrika: brief 12

[1 maart 1997]

Grens Zaïre - Zambia

Gisteren is de heel dikke Zaïre-brief in Lusaka op de post gegaan, dus nu mag ik weer aan een nieuwe brief beginnen. De vorige brief ben ik gestopt in Lubumbashi, dus ik ga nu verder bij de grensovergang Zaïre - Zambia. De grens Zaïre - Zambia gaat vrij soepel, zonder noemenswaardige incidenten (behalve dan dat wij, samen met een aantal anderen voor het eerst getild worden met het wisselen van geld). Toch hebben we nog nooit zo'n echte grens overschreden: ineens is de taal Engels en het verkeer rijdt links, maar dat is lang niet alles. Er staan weer strepen op de weg en verkeers- en reclameborden. Er rijdt weer echt verkeer inclusief (soms redelijk nieuwe en redelijk dure) personenauto's en er zijn weer dingen te koop. Opvallend vaak zien we pakken melk te koop. Later blijkt de verpakking ons te misleiden: het zijn pakken (uitermate smerig) bier.

De eerste overnachting is weer wildkamperen, we staan zo ongeveer langs de snelweg. Iemand (een vrachtwagenchauffeur) wil weten waarvoor die bollen die in het gras staan (onze tenten) zijn. R. legt uit dat we daarin slapen. De man reageert daar niet echt op, maar dat het hem niets lijkt, blijkt als hij iemand anders van de groep spreekt. Wijzend op de tenten zegt hij tegen J.: 'Do you suffer too?' (lijdt u ook zo?).

Lusaka

Lusaka, hoofdstad van Zambia.

Lusaka, hoofdstad van Zambia.

We staan nu op een uitermate luxe (Engels aandoende) camping met schone, warme douches en schone w.c.'s (nog met licht ook). Verder is er een bar waar je fris, bier, chips, whisky enz kan krijgen en ook aangenaam kan zitten. Na alle weken wildkamperen en alle weken dorpjes met niets, is deze overgang wel heel erg groot. Ook in Lusaka hebben we het idee dat we een andere wereld zijn binnengestapt. Het is een grote, drukke westers aandoende stad (maar wel met een typisch Afrikaanse markt), met veel mensen en druk verkeer. Er zijn weer (drukke) banken, een supermarkt met een enorm assortiment en (en we gaan daar eten ook) Tonti's restaurant, die als twee druppels water op McDonalds lijkt, compleet met hamburgers, chickenstukjes, patat en milkshakes en natuurlijk wegwerpverpakkingen.

Verder smullen we in de wildlife-shop. Eindelijk verkopen ze echte mooie gidsen en hebben ze heel mooie platenboeken. Eindelijk zien we de felbegeerde vogelgids en ook een heel leuke plantengids. Het is duidelijk: vanuit Zaïre zijn we in één keer het veel meer gecultiveerde en op het westen gerichte Oost-Afrika ingestapt. We zijn geen bezienswaardigheid meer, we zijn nu gewoon toeristen. Tot nu toe hebben we Afrika ondergaan en alle indrukken (mensen, omgeving) over ons heen laten komen, vanaf nu wordt het meer een reis langs bezienswaardigheden (natuurparken, landschap enz.).

[6 maart 1997]

Door Zambia naar Tanzania

Vanuit Lusaka zijn we in een paar dagen naar het noorden naar de grens met Tanzania gereden. De laatste kwacha's (= munteenheid van Zambia) geven we uit aan koekjes en frisdrank en we wisselen nu dollars voor shillingen van Tanzania. Voor 1 dollar krijgen we ongeveer 600 shillingen.

Tanzania is duidelijk anders dan Zambia. Zelfs de heuvels zien er direct over de grens anders uit. Het land lijkt hier zo op het eerste gezicht intensiever gebruikt te worden voor landbouw en veeteelt (we zien op veel plaatsen kleine kuddes koeien). De heuvels zijn daardoor wat grassiger en bijna zonder bomen. Er is ook direct over de grens veel meer bewoning en de huizen zijn van baksteen met golfplaatdaken. In de heuvels zien we overal kluiten met golfplaatdaken, echt een ander gezicht.
Een stukje over de grens worden de heuvels hoger, we rijden een heel stuk door een vallei met links en rechts bergen om ons heen.
Onderweg in Zambia hebben we nog ruim een halve dag bij watervallen doorgebracht, waar ook heel veel leuke plantjes staan. Zeker nu ik eindelijk een gidsje heb heel leuk om rond te kijken.

Tanzania

Mbeya is de eerste min of meer grote plaats die we aandoen in Tanzania. Ook die stad is weer anders dan we tot nu toe gezien hebben: uitgestrekt qua oppervlakte, ongeorganiseerd en met massa's kleine winkeltjes die wat ongedefinieerde spullen verkopen. Een supermarkt(je) zoals in Zambia (met mandjes, een koelvitrine en een kassa) zien we niet. Wel is er een bank waar we traveller-cheques wisselen, die voor Afrikaanse begrippen erg efficiënt werkt. In drie kwartier hebben we met z'n twaalven geld gewisseld (voor hier echt snel met cheques, in Lusaka hebben we met z'n tweeën zowat een uur alleen op ons beurt staan wachten).

[8 maart 1997]

Natuur

Gisteren en vandaag hebben we door een schitterend bergachtig landschap gereden. Vanmiddag hadden we (slecht) uitzicht op de Kilimanjaro, de hoogste berg van Afrika. De top was, zoals dat bij echte bergen hoort, gehuld in zware wolken en maar heel eventjes hebben we een glimp van de met sneeuw bedekte top kunnen zien. Gisteren liep de weg door een natuurpark, waar we ondanks dat we niet van de grote weg af zijn geweest heel veel wild hebben gezien. Al na vijf minuten zien we de eerste keer giraffen, even later een kudde olifanten, bijna tegelijk een kudde zebra's en een grote kudde impala's en dat blijft zo doorgaan. We zien ook nog wrattenzwijnen. Voor die beesten heb ik wel een zwak, varkens vind ik altijd wel leuk, maar wrattenzwijnen zijn daarbij ook nog bepaald niet knap om te zien. Ze zijn mooi van lelijkheid.

Verder zien we in een poeltje wat veel te klein voor ze is ook nog vijf of zes nijlpaarden vlakbij de weg. Hoe al die beesten weten waar het natuurpark is weten we niet, een vergelijkbaar landschap hebben we al vaker gezien, maar wild zie je echt alleen in het park (waar geen hek om staat). Misschien hebben ze wel allemaal een toegangspasje in hun binnenzak.

Buiten het park houden we een cola-stop. Een jongetje probeert mij voor 2.000 shilling een (levende) schildpad te verkopen. Vol overtuiging leg ik hem uit waarom hij geen schildpadden moet vangen en aan toeristen verkopen. Het jongetje luistert zonder mij in de rede te vallen, maar blijkt achteraf geen woord Engels te verstaan. Alleen de prijs van zijn schildpad weet hij in het Engels. Uit mijn betoog heeft hij wel opgepikt dat ik (nog) niet enthousiast ben over zijn schildpad. Zijn enige reactie is de schildpad aanbieden voor 1.000 shilling en mij weer hoopvol aankijken. Ondertussen staan zeker vijftien tot twintig vriendjes van hem om ons heen. Tegen de groep probeer ik het opnieuw, maar ook zij spreken uitsluitend de lokale taal. Mijn overtuigende natuurbeschermingsverhaal zal de arme schildpad weinig helpen. Ook zonder dat ik de schildpad koop, zwaaien de kinderen me vriendelijk uit. De schildpad zit met kop en poten veilig in het schild getrokken, de stumper is al die tijd niet te voorschijn gekomen.

[12 maart 1997]

Arusha National Park

Arusha National Park.

Arusha National Park.

Gisteren hebben we een geweldige dag in Arusha National Park gehad. We zijn er samen naar toe geweest, een paar anderen waren de dag er voor al geweest, toen hadden wij truckwacht. Het organiseren van ons uitje is typisch Afrikaans. Op zondag lopen we in Arusha (de stad) binnen bij een van de heel weinige reisbureaus die open is. De man achter het bureau (met de titel directeur van Ali Baba-travels) houdt van een gezellige babbel. Hij laat frisdrank voor ons aanrukken, laat met genoegen zijn stapel papieren in de steek en we zitten tijdenlang over alle mogelijke reisbestemmingen te praten, zonder dat hij maar ook iets probeert te verkopen. Het is zo'n leuke middag dat we besluiten bij hem te boeken voor de trip naar het park (al rijdt hij ons dan zelf niet).
's Maandagavonds (we gaan dinsdag naar het park) komt Ali Baba op de camping langs met een zekere Hussein. Hussein heeft het geld hard nodig voor zijn familie, bovendien heeft Hussein een jeep met vier zitplaatsen (de andere trucks zijn meestal voor zes passagiers), dus Ali Baba heeft besloten dat Hussein de opdracht overneemt. Hussein heeft weer een broer (maar iemand is hier al snel een broer) en die zal ons rijden. De broer heet Adan. Morgen komen Hussein en Adan ons om negen uur ophalen. Daar zijn we verbaasd over, want met Ali Baba hadden we acht uur afgesproken. Het uur is nodig om bouten en moeren voor Husseins jeep te kopen. Dat klinkt niet erg geruststellend, maar Ali Baba blijft lachen en verzekert ons dat de jeep prima is. Om tien over negen dinsdagochtend verschijnt (toch wel een beetje tot onze verbazing, we raken gewend aan Afrikaanse tijden en afspraken) een groen jeepje met Hussein en 'broer'. De broer blijkt niet Adan te zijn. Deze 'broer' heet Hasjiem en heeft ook geld nodig, vandaar dat hij mag rijden. We gaan eerst naar de stad, om de traveller-cheques (waarmee we kunnen betalen) bij de bank in te wisselen. Daarna gaat Hussein bij een restaurant met ons de lunch regelen (we mogen in een vitrine Indiase hapjes aanwijzen die we als lunch willen) en vervolgens benzine voor de jeep tanken. Dat soort dingen kunnen ook hier pas als de klant betaald heeft. Hussein en de zijnen hebben niet zoveel geld in voorraad dat ze dat vooraf kunnen financieren.
Met Hasjiem alleen gaan we op pad.

Het park is overweldigend. Het is een vrij klein park, maar verschrikkelijk mooi met een berg, twee kraters en een groepje meren. Bovendien is dit een van de weinige parken waar je kan wandelen en natuurlijk willen we dat. Je moet dan uit veiligheidsoverwegingen (het blijven wilde dieren) met een ranger (met geweer) mee. Wij krijgen Justin mee, die heel veel weet en alle vogels zo kan benoemen. Het is geweldig de wandeling. Je loopt zomaar door het park met in de bomen vlakbij grote arenden, op dertig tot vijftig meter afstand heel grote buffels (met heel grote hoorns). De wrattenzwijnen zie je zo om je heen en de giraffen passeer je op iets grotere afstand. Je gelooft bijna niet dat je er echt bent. Er zijn ongelofelijk veel vogels die Justin en Hasjiem heel snel zien. Justin weet van alles wat het is en samen zoeken we ze op in mijn mooie vogelgids uit Lusaka. Eindelijk zo veel vogels ook een keer met naam kunnen opzoeken is zo vreselijk leuk. We lunchen tijdens de wandeling. Rechts van me zit een gigantische uil (60 - 65 centimeter, Verruse eagle owl, voor de geïnteresseerden) en korte tijd een heel kleurige bijeneter. Links van ons grazen buffels en wrattenzwijnen. Wrattenzwijnen zijn wel lievelingsdieren geworden. Hun kop is veel te langgerekt, boven hun oog en opzij bovenaan en onderaan hebben ze grote knobbels (vandaar hun naam), ze hebben onder en boven slagtanden die naar boven en naar buiten uitstaan, te kleine oogjes voor hun hoofd en een brede neus. Verder hebben ze een wat kreukelig varkensvel en wat willekeurige slordige lange harde haren bovenop hun rug. Ondanks dat ze zo lelijk zijn maken ze een tevreden en bijna vrolijke indruk, als ze hard lopen staat hun korte staartje loodrecht omhoog in de lucht. Kortom ze hebben wel karakter.

Ontelbaar veel flamingos.

Ontelbaar veel flamingos.

Na de wandeling doen we nog een game-drive. Met de jeep rijden we door het park op zoek naar dieren. We zien ontzettend veel: giraffen (daar moeten we voor stoppen omdat ze op de weg lopen), zebra's, buffels, verschillende soorten antilopen, waaronder de dik-dik, die heel klein is en heel veel vogels.
Bij het meer zitten werkelijk duizenden flamingo's. Hasjiem stapt uit, zwaait met z'n armen en dan vliegen ze massaal op. Ze zijn na één rondje weer terug op hun oude stek, we voelen ons niet heel bezwaard door de verstoring. Als je aan dat meer al die flamingo's ziet en hoort opvliegen, denk je dat je per abuis je televisietoestel ingestapt bent tijdens een natuurfilm. Maar we staan er echt, we zien ze echt, alles is echt en overweldigt je. Op het eind van de dag zien we nog veel Colobus-apen. Die zijn prachtig zwart-wit met een wit koppie en heel lange witte staarten met heel lang haar (ongeveer de staart van een eekhoorn, maar dan vijf keer zo lang en recht naar beneden hangend en van langharig wit haar). Die witte haren lopen door over hun rug. Ze komen nauwelijks op de grond en springen sierlijk met vier poten en staart los van boom tot boom.
Om tegen zevenen zijn we terug op de camping, boordevol van de dag park. Dit vergeet je nooit meer.

[17 maart 1997]

Stammen

Na Arusha park hebben we al weer zoveel gezien en gedaan dat ik nauwelijks weet waar ik moet beginnen en wat ik over moet slaan om de lengte van de brief acceptabel te houden. Vanuit Arusha zijn we richting de grote parken (Ngorongorokrater en Serengeti) gereden. Onderweg hebben we nog een dag besteed aan een bezoek aan twee nog heel traditioneel levende stammen. De eerste stam is half-nomadisch, ze leven van hun geiten, schapen en koeien. De stam bestaat uit één familie: een man met zijn negen vrouwen. In het dorpje is helemaal niets dat van buiten komt. In de hutjes staat hooguit één krukje en wat kommen (kookgerei). Water halen ze met ezeltjes op vier kilometer afstand uit de rivier, hun eten bestaat uit vlees en melk, heel soms aangevuld met bonen en maïsmeel (dat kopen ze, ze verbouwen niets). Als het vee een nieuw stuk grond nodig heeft om te grazen, verlaten ze het dorp en bouwen ergens anders een nieuw dorp. De huisjes zijn gemaakt van takken (met een dakje van gras). Tussen de takken worden de wanden dichtgesmeerd met een mengsel van grond en mest en ook het dak bestaat uit een dikke laag (op het gras van mest en grond). De vrouwen zijn hier best duur. Eén vrouw kost tien koeien. Een koe kost omgerekend fl 500,--. Om negen vrouwen te hebben moet je dus een heel rijke man zijn. Wat je beperkte westerse denken te boven gaat, is waarom zo'n rijke man dan niet iets meer comfort (water, elektriciteit, behuizing, medische behandeling) kiest. Hij weet heus dat het bestaat, maar kennelijk geeft een extra vrouw meer status en heeft hij dat liever dan de in onze ogen wenselijke basisvoorzieningen.

Familie.

Familie.

De tweede stam is een soort 'bushmen' waarvan er naar schatting nog 2.000 in Tanzania leven. Deze mensen leven van de jacht. Ze jagen met pijl en boog (gewone voor bavianen en andere kleine dieren, giftige voor de zebra's en de antilopen). Verder eten ze planten en vruchten, die ze in het bos zoeken. De familie die wij bezoeken is gewend aan blanke bezoekers, de families die dieper in de bush leven mijden het contact en leven volledig geïsoleerd.
Natuurlijk voel je je bij zo'n bezoek aan zo'n stam een beetje pottenkijker die aapjes komt kijken, maar aan de andere kant is het wel de moeite waard om te zien. Ook krijgen we de indruk dat de stammen niet overdadig veel bezocht worden en het wel een eer vinden dat je ze op komt zoeken. De jagers laten zien hoe ze met pijl en boog schieten, een aantal van ons mag ook proberen. Raden wie er het verste naast het doel schiet.

Ngorongoro

De afgelopen drie dagen hebben we in Ngorongoro-krater en Serengeti doorgebracht en dat was fantastisch. We zijn eerst in Ngorongoro geweest. Je betaalt hier per 24 uur voor een park, waarbij je dan in het park zelf kan overnachten. We mogen niet met de truck de krater in. (Het park is veel groter dan de krater, heel veel dieren zijn geconcentreerd in de krater die omgeven is door een hoge kraterwand. Uiteraard zit buiten de krater ook veel wild. De lodges en de kampeerplaats zijn in het park, maar buiten de krater.) De krater kan je alleen in met zes-persoons jeeps van het park.

Natuurlijk hebben we op TV (en zelfs in het Omniversum in Den Haag) gezien wat je allemaal daar te zien krijgt, maar om er echt zelf te zijn en die enorme hoeveelheden dieren te zien is ongelofelijk. De regentijd in Tanzania is veel te laat en op de dag dat wij er zijn valt de eerste regen. Alle dieren vooral de grazers zijn daar blij mee, eindelijk nieuw eten! We zien werkelijk duizenden gnoes (of wildebeesten). Het zijn logge beesten maar sommige gedragen zich als dartele lammetjes. We zien ze ook als paarden op hun rug in het gras rollen. Verder zien we zo'n beetje alle dieren die er te zien zijn: zebra's, gazellen, nijlpaarden en ook leeuwen. Ook de leeuwen zien we zo dichtbij. Drie jonge mannetjes die een beetje met elkaar aan het spelen zijn en een dikke vrouwtjesleeuw. Verder zien we de neushoorn. Ngorongoro is één van de heel weinige parken waar nog neushoorns leven. Verder zien we buffels, veel olifanten, wrattenzwijnen, hyena's en jakhalzen. Nooit gedacht dat we echt zo veel dieren zo goed en in zulke hoeveelheden zouden zien. Op het laatst rijden we door een bebost stuk waar we behalve veel olifanten weer massa's gnoes zien, allemaal met kalfjes. We zien ook nog een dikke python. Dat is echt bijzonder. Onze gids komt hier al vanaf 1988 en heeft er nog nooit één gezien. Verder barst het van de vogels: struisvogels, kraanvogels, maraboes, ibissen en we zien de Karibustard. De Karibustard is een soort grote loopvogel (hij kan wel vliegen, maar ziet eruit alsof hij het niet kan) die zijn halsveren helemaal uit kan zetten en er dan heel opgeblazen uitziet (doet hij om vrouwtjes te imponeren).

's Avonds op de camping (camping is een groot woord, er is een veldje met een slecht onderhouden toiletblok en verder niets, waar je à 20 dollar per persoon je tent op mag zetten) lopen de zebra's rond. Ze blijven de hele nacht grazen op de camping.

Serengeti

De volgende dag rijden we (met de truck) Ngorongoro uit en Serengeti in. In Serengeti mogen we wel met de truck rijden, maar moeten we wel verplicht een gids meenemen. De gids moeten we ophalen bij het bezoekerscentrum in het park. Bij het bezoekerscentrum vragen ze ons zo ongeveer wat we in hemelsnaam op een zondag in het park doen. En nee, er is geen gids vandaag, maar ja, het is wel verplicht. Uiteindelijk beloven ze ons een gids voor de volgende ochtend (de beste die er is, maar hij valt onderweg wel in slaap) en mogen we de rest van de zondag zonder gids rondrijden. We zien weer ontzettende hoeveelheden dieren, weer honderden zebra's, duizenden (of nog meer) gazellen, giraffen (die zaten wegens gebrek aan acacia's niet in de krater), nijlpaarden, olifanten en krokodillen. We zien ook topi's en hartebeesten. Topi's zijn ook gazellen. Ze zijn vrij groot met gedraaide hoorns, paarse schouders en dijen en gelige poten, heel mooi. Verder zien we leeuwen, nog meer leeuwen, hyena's enz.enz. We zien ook de hyrase of dassie, een soort groot log lomp konijn, met muizenoren en een ontzettend knaagdierengezicht.

De camping in Serengeti stelt even weinig voor qua accommodatie als die in Ngorongoro. Langs het pad naar de douches staat een enorme mannetjes-olifant, zodat we eigenlijk niet goed naar de douche durven (wat niet erg is, want er is helemaal geen water in de douches). Op het pad naar het toiletblok zien we een zwarte slang in de boom. Verder vertelt de bewaker dat behalve de olifant die een regelmatige bezoeker is, ook vaak buffels en een leeuw de camping bezoeken.
Als ik vraag of de olifant gevaarlijk is, haalt de bewaker zijn schouders op en zegt: 'U bent in Serengeti-park en dat is een wildpark.' Echt geruststellend klinkt dat niet. Ik ben ook niet blij als ik 's nachts naar de w.c. moet. Ik kijk heel goed om me heen voor ik de tent uitga, durf niet verder dan 2 à 3 meter van de tent en ga dan weer zo snel mogelijk terug. Het zou natuurlijk spannend zijn als ik nog net de leeuw of zo voor gebleven was, maar ik heb (gelukkig) niets gezien of gehoord.

De volgende dag is de groep nog compleet: niemand is opgegeten door een leeuw en geen enkele tent is omver gelopen door de olifant of de buffels. De olifant staat nog wel ongeveer op dezelfde plaats als de dag ervoor. 's Ochtends in Serengeti zien we weer heel veel. Het hoogtepunt van de ochtend is de luipaard die we in de boom zien liggen. Luipaarden kan je wel zien, maar dan moet je echt heel veel geluk hebben en dat hebben we dus. Als we al bijna het park uitrijden zien we nog een enorme kudde olifanten compleet met hele kleintjes. Het zijn er zeker dertig of veertig. Verder zien we ook weer alles wat we de dagen daarvoor ook gezien hebben.

Victoria-meer

Vanuit Serengeti komen we weer in de bewoonde wereld: dorpjes, veel akkertjes en enorme sisalplanten. Sisalplanten zien eruit als enorm grote bloeiende agaves. Het heeft een tijd geduurd voordat we wisten dat het sisal was.

We rijden naar Musoma aan het Victoria-meer. De route er naar toe is heel mooi: heuvelachtig, dorpjes, mooie grote cactussen en dichter bij het meer heel grote geïsoleerde rotsformaties, die als enorme steenbulten in het landschap uitsteken. Het meer ziet er mooi uit, het hotel dat we gepland hadden iets minder, omdat dat gerenoveerd wordt. Het hotel er tegenover ziet er erg mooi uit, maar aangezien de kamers 75 dollar per nacht kosten, slaan we dat maar over.
Na even rondkijken belanden we bij een ander hotel, ook aan het meer, waar we voor 2 dollar p.p. in de tent op het strand mogen slapen, kamers kosten hier 10 dollar. Aangezien we truckwacht hebben kunnen we niet samen in het restaurant eten. De ober komt ons driegangen-menu bij de truck serveren, compleet met linnen servetten! In Afrika gaat veel anders dan je verwacht, maar vrijwel alles is mogelijk.

Vandaag gaan we (het is inmiddels dinsdag de 18de) de grens met Kenia over en als het lukt probeer ik deze brief vandaag nog te kopiëren en te posten. Lukt dat niet dan neem ik hem mee naar Kenia.