Wereldreis, Afrika: brief 13
[23 maart 1997]
Post en antwoorden
In Musama (Tanzania) is de vorige brief gepost. We zitten nu in Nairobo en hebben weer een uitermate dikke stapel post gekregen. Zeker na zo'n lange tijd geen post is het heerlijk om al het nieuws van thuis weer te lezen. Ook de foto's zijn heel leuk om te krijgen, net of je even een beetje thuis bent geweest. Bedankt allemaal en blijf vooral schrijven. Ook het pakje (met nieuwe kits voor de rest van Afrika) is aangekomen (met dropjes en paasschuimpjes, lekker!).
Ik zal allereerst de vragen beantwoorden:
- Hoe komen wij aan nieuws?
Allerbelangrijkste bron: de nieuwsuitzending van de wereldomroep (de radio wordt echt veel gebruikt, T.). Daarnaast horen en praten we veel van en met andere reizigers. Ambassades zijn vaak minder informatief: de Zaïrese ambassade wil eigenlijk niet toegeven hoe slecht de situatie in Zaïre is. Vooraf wordt ook met Ashraf in Amsterdam gefaxt, die dan daar weer informatie verzamelt.
- Hoe is de groep en hoe gaat dat?
De groep is zeer divers en bestaat uit mensen die elkaar nooit opgezocht zouden hebben in het algemeen. Verder heeft iedereen binnen de groep wel mensen waar hij/zij graag mee optrekt en anderen die liever gemeden worden. Omdat je zo dicht op elkaar zit, ontstaan er af en toe ook flinke wrijvingen/irritaties tussen mensen, maar iedereen weet ook wel (min of meer) wanneer er echt iets samen moet gebeuren en dat lukt gemiddeld redelijk. Eén grote familie zijn we niet geworden en zullen we niet worden, maar zo gemiddeld, zeker als iedereen wat meer ruimte heeft, loopt het wel.
- Wanneer schrijf ik en heb ik tijd over om Afrika te zien?
Schrijven doen we vooral 's avonds, na aankomst op de kampeerplek, als de taken (tent opzetten, (evt. helpen met) eten koken, afwassen) achter de rug zijn. In Bertus zit voor en achter een lampje waar de 'poëzie-club' zit te schrijven, tot de truckwacht naar bed wil. Hebben we de luxe van elektrisch licht (hotelkamer, camping) dan blijven we meteen veel langer zitten. Overdag hebben we dus tijd om rond te kijken. We houden allebei een dagboek bij, de brieven zijn voor het grootste deel mijn huiswerk. Ik gebruik het ook om de indrukken van alledag te verteren, anders wordt mijn hoofd veel te vol van alles wat je ziet, doet en meemaakt.
- Wil je groter schrijven?
Ja, ik doe mijn best, maar dan is zo'n velletje helemaal snel vol.
[25 maart 1997 6.45 AM!]
Hell's Gate
Het is nu kwart voor zeven 's morgens, we zitten op ons verzorgde ontbijt te wachten (geroosterd brood, eieren) en ik heb nog veel te schrijven, dus elk moment wordt benut.
De vorige brief ben ik gestopt op het strand van Lake Victoria in Tanzania. Vandaar af zijn we richting Kenia vertrokken. We verwisselen de Tanzaniaanse shillingen (660 shilling = 1 dollar) voor Keniase shillingen (52 shilling = 1 dollar). Al gelijk over de grens zien we dat wildkamperen erg moeilijk gaat worden. Het land is echt overal in gebruik: dorpjes, vee of als landbouwgebied. We zien de eerste dag heel veel suikerriet, waardoor de hellingen heel lichtgroen van kleur zijn. We overnachten in een hotel in Kisii. We hebben nog geen andere Afrikaanse stad gezien die zo rommelig, chaotisch, druk en vies is. Middenin de stad ligt bijvoorbeeld een rokende hoop afval, waarop twee zielige koeien staan te grazen. Verder zitten er heel veel vrouwen op straat die allemaal massa's mango's of bananen verkopen. Ook de winkels zijn min of meer winkel van sinkel en verkopen werkelijk van alles.
Vanaf Kisii rijden we via Kericho naar Nakuru. Eigenlijk zouden we naar Lake Nakuru gaan, een soda-meer. Tanzania en Kenia hebben op dit moment last van de droogte. De regentijd had al lang begonnen moeten zijn en er heerst nu overal ernstige waterschaarste met alle gevolgen voor de voedselvoorziening. Lake Nakuru is door de droogte grotendeels opgedroogd en het water is nu zo zout, dat alle flamingo's en andere vogels verdwenen zijn.
We rijden nu door naar Lake Naivasha (zoet water) en willen vandaar naar Hell's Gate Park, een natuurpark waar je mag lopen (mag in Kenia maar in twee parken). Op de camping blijkt dat je fietsen kan huren, dat lijkt ons wel leuk. De afstand is (volgens de kit) vrij groot, daarnaast moet je ook nog van de camping naar de toegangspoort van het park. We krijgen zware transportfietsen mee, met een dubbele stang voor de stevigheid, wat met mijn beenlengte wat lastig is. Ik haal vanaf de stang net de grond. Van zichzelf trappen de fietsen al zwaar, maar voor het heuvelachtige terrein hier en de zandige wegen zijn ze niet echt geschikt. We moeten hard werken. Erg hard.
Hell's Gate Park is schitterend, vooral qua landschap: veel rotsformaties, vulkanische verschijnselen (heel hoge steile pijlers) een schitterende kloof (daar lopen we door, daar kan je niet naar toe of doorheen fietsen) en warmwaterbronnen. De ranger bij de ingang vertelt ons dat we een deel van het park niet in kunnen, omdat daar de buffels zitten en die zijn gevaarlijk. Daar moet je met een auto heen.
Hells Gate.
Het is krankzinnig om hier gewoon op een fiets te zitten en links en rechts van je zebra's, impala's en hartebeesten te zien. Na een tijdje zien we vijf buffels. Als we door het kijkertje kijken, staan zij alle vijf naar ons te kijken. De eerste begint onze kant op te lopen, de rest volgt. Wij zijn afgestapt en staan te kijken wat ze doen. De eerste begint te hollen. Heel hard en regelrecht op ons af. De andere vier rennen met hem mee. De enige instructie die we hebben gekregen is dat ze gevaarlijk zijn en dat je stil moet blijven staan. Wildparken waar je mag lopen zijn opeens minder aantrekkelijk. De buffels rennen akelig hard, zijn nog akeliger groot en hebben angstwekkend grote hoorns. Wij zijn akelig klein en achter een fiets is het slecht schuilen. Opeens een stukje (100 meter? 50 meter?) voor dat ze bij ons zijn buigen ze af, steken voor ons de weg over en blijven aan de andere kant doorhollen tot ze bij een ver bosje zijn. Daar gaan ze weer lopen en ze verdwijnen langzaam in de bosjes, behalve die ene (de eerste) die naar ons blijft kijken. Heel langzaam en voorzichtig beginnen we te lopen. Hij blijft ons in de gaten houden, maar komt niet onze kant uit. Ik sta te trillen op mijn benen, Rik niet, de instructie was 'blijven staan' en dat heeft hij gedaan.
We stappen weer op en ook na de schrik kunnen we weer genieten van het park. Als we niet ver van het kantoor/huis van de ranger zijn, zie ik weer vier buffels. Na nog eens kijken blijken het er minstens twaalf te zijn. Ze zijn nog ver weg, maar hebben ons al in de gaten. Ze doen relaxed, grazen wat en lopen niet richting ons, maar richting weg, waar wij straks over moeten.
We staan ongeveer een kwartier/half uur te wachten en er gebeurt weinig, maar we durven niet echt verder. Gelukkig komt er dan een jeepje aan. We houden het jeepje aan, dat is van het geothermale station (elektriciteit uit warm water) en achterin zit een ranger. De ranger besluit onmiddellijk dat wij niet verder mogen, zowel de fietsen als wij gaan achterin de jeep en zo passeren we de buffels. Ook de buffels hebben last van de droogte, daarom komen ze nu naar plaatsen waar ze normaal niet zijn. De ranger verzekert ons, dat we vanaf nu geen buffels meer zullen zien en dat is ook zo. De wandeling door de kloof is schitterend, we zien er ook veel vogels. Op de terugweg krijgen we nog een lekke band (geen bandenplak en zelfs geen fietspomp), waardoor het fietsen niet echt comfortabel is. We liften een stukje mee met een pick-up (bestelauto met open achterbak). De fietsenverhuurder die het wel over borg had, maar hem daarna niet hoefde, wil vanwege de lekke band alsnog de borg van 10 dollar. Rik legt uit dat wij geld moeten hebben, omdat we niet hebben kunnen fietsen. De discussie eindigt in een geringe schadevergoeding van ons aan de fietsenverhuurder.
Als we het verhaal van de buffels aan iemand hier vertellen is het antwoord steevast: 'Ze zijn gevaarlijk. Erg, heel erg gevaarlijk.'
Trip naar Lake Turkana
Vanaf Lake Naivasha rijden we naar Nairobi, waar we ons uitstapje voor volgende week proberen te regelen. (De truck blijft ruim een week in Naïrobi staan.) Vrijdags gaat Rik (met J.) op pad, (ik blijf op de camping). Bij het eerste reisbureau worden ze opgevangen door iemand die ze per se naar een ander reisbureau (Dreamland Truckers = DAT) mee wil nemen. Dat bureau maakt een goede indruk. Op zoek naar Worldwide Adventures (=WWA) (aangeraden in Arusha) komen ze bij een vierde (de derde is niet interessant), Exodus, terecht. Die doet niet in reizen naar Lake Turkana (daar willen we naar toe), maar er worden wat mensen opgetrommeld, die ze een paar straten verder bij Turkana Travels afleveren. Die gaan inderdaad met een truck naar Lake Turkana. WWA is niet te vinden. Het gebouw waar ze zitten wordt gesloopt. De volgende dag gaan we opnieuw op pad met adres (wisten ze op de camping) van WWA. Ze gaan alleen op de voor ons verkeerde dag naar Turkana. We besluiten te boeken bij DAT, omdat die met kleine groepen (vijf personen maximaal) in jeepjes reizen. Als we 's middags nog komen om iets met de traveller cheques te regelen, worden we buiten al opgewacht door de mensen die Rik gisteren van Exodus naar Turkana Travels hebben gebracht. Weten wij wel dat DAT oplichters zijn? Ze bestaan pas 1½ week en hebben helemaal geen jeeps. We moeten het zelf weten, maar het zijn de grootste oplichters en we kunnen beter met hun meegaan. We trekken toch maar ons eigen plan.
's Zondags komt Jimmy van DAT nog langs om te vertellen dat we niet met een jeep, maar met een truck gaan, maar wel met vier personen (+ kok en chauffeur). Het heeft op het traject geregend en nu is de weg te slecht voor de jeep.
De ontknoping volgt de volgende morgen bij het vertrek; Rik herkent onmiddellijk de vrouw die in de truck zit: het is de receptioniste van Turkana Travels. Ze moet vreselijk lachen en roept: 'same truck, same driver, same cook'. DAT heeft zelf geen truck (en misschien ook wel helemaal geen jeeps) en heeft nu de truck van Turkana travels gehuurd. Zo werkt Afrikaanse concurrentie en samenwerking.
De tocht (van acht dagen in totaal) is tot nu toe schitterend.
Mount Kenia
Gisteren zijn we naar Mount Kenia (die niet te zien was) gereden. Na aankomst hebben we met gids een boswandeling gemaakt. De gids vertelde veel, maar was erg moeilijk te verstaan. Veel mensen hier kunnen de 'r' niet zeggen en zeggen 'l'. Het 'lane-folest' was dus regenwoud. We zien onder andere een ceder (Junipress soort). Als je daar zeven keer naakt om heen rent om drie uur in de morgen verander je van geslacht (niet uitgeprobeerd). Ook zien we de Arrow-poison tree. Uit de blaadjes komt het gif dat in gifpijlen voor de jacht wordt gebruikt. De dood volgt binnen enige minuten (ook niet uitgeprobeerd). De mensen hier (veel Kikuyu) gebruiken ook veel planten voor medicinale toepassingen.
Een verzameling tentharingen.
Als we terugkomen is de tent al opgezet. We klagen wel over de tenten van Ashraf, maar dat zijn bij deze tent vergeleken paleisjes. Ik zal ter illustratie een opsomming geven van de tentharingen: één stukje tentstok, een krom stuk breed ijzerdraad, een drevel, bouten in de vorm van een kruis, een grote bout, klinknagel met een kop met een doorsnee van vier centimeter, een haak met een platte bovenkant en twee schroevendraaiers. In de binnentent maakt Rik de grootste gaten met knijpers dicht en de buitentent kan alleen tegen de binnentent aanstaan. De matrasjes zijn heel lekker dik en zo breed dat ze tegen de zijwand opstaan. Als het gaat regenen worden we in de tent nat, heel snel en heel grondig nat. We hopen maar op droge nachten, want vluchten naar de truck weten we, biedt weinig soelaas (maar dat komt nog).
[27 maart 1997]
Samburu National Park
De tweede dag gaan we naar Samburu National Park, een mooie tocht met schitterende uitzichten over de Centrale Hooglanden en de Rift Valley. Vanwege de zware bewolking kunnen we Mount Kenia niet zien. Siola is zo'n beetje de laatste grote plaats, daar stopt ook het asfalt en vandaar rijden we de woestijn binnen. Een woestijn met vegetatie van doornstruiken en stekelige acacia's. Onderweg zien we nog de traditionele huisjes van de Kikuyu. Kleine hutjes van takken met een bladerdak.
Als we net in Samburu zijn (de tocht heeft lang geduurd vanwege een lekke band en iets dat afgebroken was aan de truck en weer vast moest), breekt notabene in de woestijn een wolkbreuk los. De truck heeft (net als Bertus) opgerolde zeilen en is verder zo lek als een mandje zodat het water aan alle kanten (zijkant, bovenkant, voorkant en achterkant) binnenkomt en de plassen al snel op de stoelen en de vloer staan. We schuiven de bagage voortdurend heen en weer om het een beetje droog te houden en staan zelf in het middenpad (met z'n allen) zo min mogelijk onder de gaten in het dak. Na een poosje is het gelukt om anderhalf zeil naar beneden te laten, dan zitten we wel droger. Nadeel daarvan is weer dat je door een rood-wit gestreept zeil verdomd weinig wild ziet. Zo rijden we met een grotendeels geblindeerde truck door het wildpark naar de lunchplek. Tegen die tijd is het weer droog. We leggen alles wat nat is te drogen en zitten (echt waar) temidden van zebra's, olifanten, gazellen en wrattenzwijnen te lunchen. We zien tijdens het eten nog een spectaculaire aanval van een visarend op het nest van twee plevieren. De plevieren vliegen met veel alarmkreten boven hun nest, maar tegen de visarend kunnen ze niet op. De visarend landt op het nest en doet zich tegoed aan de kuikens, de ouders in paniek achterlatend. Een beetje vals is het wel zo'n grote visarend tegen plevieren, maar zo gaat dat. We zien nog veel meer wild, waaronder de oryx (heel mooi) en de cheetahs (maar die worden gelokt). Maar niet verder over het wild, maar een griezelverhaal over de vleermuis.
De wc op de camping is een hokje met een gat in de vloer. In dat gat woont een vleermuis. Daar weten wij natuurlijk niets vanaf. Overdag hangt de vleermuis rustig in zijn gat, maar als het donker is gaat hij vliegen wat natuurlijk zijn goed recht is. Als er een bezoeker is, wil de vleermuis uit het gat en moet dan langs de bezoeker. Godzijdank gaat Rik als eerste naar de wc en als de vleermuis langs hem heen vliegt schrikt hij zich rot (Rik, niet de vleermuis) en gooit snel de deur open. Ik ben daarna op mijn hoede, zodra ik iets zie bewegen, sta ik al buiten. Ik ga de wc niet meer in, ik ga wel naast de boom.
[28 maart 1997]
Twee rijdagen naar Turkana
Ik zal nog kort de Turkana groep voorstellen: naast ons reist een stel (Sharon en Gadi) uit Israël mee. De crew bestaat uit vier personen (kennelijk worden we ingeschat als zware gevallen met een één-op-één begeleiding): Eddy, de chauffeur; Zebra, de kok (Zebra is niet zijn echte naam, die is ingewikkeld, maar hij wordt graag Zebra genoemd); Zachari, de vertegenwoordiger van Dreamland Truckers, die weinig doet en tenslotte Ramti, een soort manusje van alles. Mag het materiaal niet alles zijn, de mensen doen hun uiterste best om het je naar de zin te maken en niets is te veel gevraagd.
Vanaf Samburu zijn we in twee dagen via Maralal naar Lake Turkana gereden. Het landschap is schitterend en er wonen hier nog heel veel traditioneel levende volken (de Turkana en Samburu) die erg trots zijn op hun cultuur. Zo'n kleurig geklede Samburu (rood gewaad, veel kralenkettingen om nek en hoofd, grote oorringen) die met zijn kudde geiten en bepakte ezeltjes in de woestijn met doornige acacia's loopt, dat beeld vergeet je nooit meer, zo mooi.
De tweede rijdag belooft Eddy ons een lange rijdag en dat is niets te veel gezegd. We vertrekken om kwart voor zeven uit Maralal en tot elf uur gaat alles goed, maar dan valt de truck stil en maakt een angstwekkend krakend geluid. Eddy vertelt dat we problemen hebben met de shaft en het heeft iets met de versnelling te maken en schijnt ernstig te zijn. (Vanaf het vertrek uit Nairobi hebben we al problemen met de versnelling.) Na enige tijd rijden we weer, maar reparatie is noodzakelijk. We stoppen daarvoor in Baragoi, de reparatie wordt geschat op ongeveer drie uur. In Baragoi vergapen we ons aan de mooie mensen, helaas mogen we niet fotograferen.
We worden getroffen door een wolkbreuk waarbij vergeleken de bui in Samburu een motregentje was. Steeds als we denken dat het niet harder kan, kan het wel nog harder. Om drie uur schijnt de 'shaft' gemaakt te zijn, de regen is vrijwel over en we gaan weer op pad. De droge rivierbedding is door de bui veranderd in een rivier waar we door moeten en de helling naar de rivier is spek- en spekglad geworden. Het neefje van Bertus doet nu wat we vaak van Bertus gezien hebben in Zaïre. Hij glijdt van links naar rechts, maar de helling op vergeet het maar. Na een uur gestumper met takken, zandplaten en duwen, heel gevaarlijk met die gladheid) zijn we ongeveer een kilometer verder. Dan wordt de weg weer beter en kunnen we rijden. In South-Horr (laatste plaats voor Loiyangalani) zijn we om kwart over zes, daarna zien we het over de bergen heel langzaam donker worden. Geleidelijk aan komen er steeds meer sterren en als het echt donker is zijn er zoveel dat het lijkt of ze er voor vandaag een paar extra bij gemaakt hebben.
Met een plotselinge hik over een grote steen slaat opeens de motor af en weigert daarna om ook maar iets te doen. Er wordt veel gepraat, de truck wordt voor- en achteruit geduwd en als we vragen wat er is, antwoordt Zachari: “Hij wil niet starten”. Zover waren wij ook. Gadi zegt: “Ik weet niet wat er is, maar wat ze ook aan het doen zijn, ze doen het in elk geval niet samen”. Wonder boven wonder krijgen we na een uur de truck met z'n allen vooruit geduwd en slaat de motor aan. In de tussentijd zien we een prachtige volle maan opkomen, eerst oranje als de zon, dan geler en heel snel stijgend. Om kwart over twaalf zijn we op de camping. Zebra wil niets horen van ons voorstel voor een simpele boterham en om half twee 's nachts zitten we aan het diner.
De tent hoeven we gelukkig niet op te zetten, het is warm en heel droog, we kunnen volstaan met matrasjes met de klamboe erover. Om half drie gaan we naar bed, dat hebben we met oud en nieuw lang niet gehaald. Een hele bijzondere dag, al met al.
Aan de oever van Lake Turkana.
Lake Turkana (bijnaam Jademeer) is echt heel mooi. Een groenblauw meer te midden van volstrekt kale lavavelden en hier en daar vulkanische rotsen en bergen. We bezoeken de 'El Molo' die ook traditioneel leven, in kleine hutjes aan het Turkanameer. De El Molo weten hun traditie financieel flink uit te buiten. Het geheel is erg commercieel geworden, mensen willen allemaal hun souvenirs verkopen en van alles en nog wat hebben (bril, sigaretten, water, horloge). Hier zijn al te veel verkeerde toeristen geweest.
Terugrit
De mensen die de rugzak terugbrengen.
Na de dag aan het Turkanameer rijden we weer richting zuiden. We rijden een heel stuk door de kale lavavelden met uitzicht op het meer. De truck gedraagt zich bijzonder netjes: hij valt maar twee keer stil + één lekke band. Onderweg stoppen we nog in een klein Turkana dorpje, waar we vriendelijk ontvangen worden en in een hutje binnen mogen kijken. Snuggere ik laat mijn rugzakje in het dorpje staan, wat ze gelukkig achter me aan komen brengen.
De 'camping' in Baragoi overtreft alles. Dat Jimmy een schurk is wisten we al, we reizen met de uitrusting van Turkana Travels, maar hebben daar wel veel meer voor betaald. Maar: we mogen dan (als er keuze is) kiezen tussen (budget)hotel en tent, volgens ons keurige contract opgesteld door Jimmy. En: er is elke dag water. En waar staan wij in Baragoi? aan de rand van het dorp op het grasveldje voor het politiebureau. Water? Geen sprake van. Toilet? We kunnen die van de politie gebruiken. Naar het budgethotel hebben we maar niet geïnformeerd. We voelen ons terug in Zaïre.
Van Baragoi is de planning om in één dag via Maralal naar Lake Baringo te rijden. Een erg lange rijdag. De ochtend daarna kunnen we dan de boottocht (inbegrepen bij de prijs) over het meer maken. Klinkt mooi, maar ook dit pakt anders uit. Als we vertrekken uit Baragoi begint het te regenen en dat blijft zo. We rijden ongeveer een uur en dan bij een helling naar boven loopt Bertus' neefje vast in de spekgladde modder. Na een uur is er nog weinig gebeurd, na twee uur ook, na drie uur ook en na viereneenhalf uur staan we eindelijk bovenaan het hellinkje van tweehonderd meter. Er komen nog veel meer hellingen en wij (inclusief Eddy, de chauffeur) vrezen Maralal niet te halen (laat staan het meer). De aardappels die eigenlijk voor de lunch waren, bewaren we voor als we Maralal niet halen en er wordt ook een kip gekocht. 's Middags wordt het wat droger en later echt droog. We blijven wel af en toe steken, maar nooit lang. Zo halen we toch nog om half acht 's avonds Maralal. Daar zou volgens afspraak Jimmy (van Dreamland Truckers) staan. Het stel uit Israël gaat vanaf Maralal rechtstreeks (met Jimmy) naar Nairobi.
Verder heeft Jimmy geld voor Eddy bij zich voor eten, benzine e.d. Door de reparatie aan de truck zijn de kosten hoger dan verwacht.
Natuurlijk is er geen spoor van Jimmy gesignaleerd in Maralal. Jimmy is allang gevlogen met ons geld, die zien we nooit meer terug.
De tenten zijn nat, de schuimrubber-matrasjes hebben zich in de lekkende truck volgezogen met regenwater en we weigeren in een lekkende tent op en soort natte spons te gaan slapen. Eddy regelt een hotel. Er is één kamer met twee bedden en één eenpersoonskamer. Eddy vindt dat de oude papa (Rik) met zijn mama (ik) zonder discussie recht heeft op de twee bedden. In Afrika heeft men respect voor ouderdom . (Wij tossen er met Gadi en Sharon om en 'winnen' de twee-persoons.)
Organisatie is platzak
Na het eten (diner om half twaalf, de 'natural chicken' heeft uren nodig voordat hij nog wel taai, maar eetbaar is) wil Eddy ons apart spreken. Al snel wordt duidelijk waarom. Nu Jimmy niet met geld op is komen dagen, is Eddy platzak. De tank is leeg, hij heeft geen geld voor eten. Kunnen wij hem 3.000 shilling (= fl 100,00) voorschieten, dan krijgen we het in Nairobi terug. We kijken elkaar wat radeloos aan: als we geld geven worden we waarschijnlijk weer opgelicht, geven we geen geld, komen we met een lege tank niet ver.
In ruil voor Eddy's ID-kaart en rijbewijs besluiten we 1.000 shilling (meer hebben we niet) te lenen en later 40 dollar te wisselen. Het wisselen zal moeilijk worden, in Kenia viert men tweede paasdag en de banken zijn dicht.
De laatste dag beginnen we met de truck van het hotelterrein te duwen, omdat hij niet wil starten, maar verder gaat de reis voorspoedig. Lake Baringo ligt schitterend, we genieten van de uitzichten en staan om twee uur bij het meer. Wisselen lukt alleen tegen een slechte koers en Eddy weet niet beter dan dat we de boottocht zelf moeten betalen. Voor ons allebei is nu de maat vol. We wisselen alleen als Eddy het koersverschil voor zijn rekening neemt en gaan dan maar niet met de boot. Onverrichterzake gaan we bij het meer weg, richting Nairobi, waar we om twaalf uur 's nachts aankomen.
Jammer, erg jammer van Lake Baringo, maar verder hebben we een schitterende week gehad en Afrikaanser had de tocht niet kunnen zijn. Eddy komt de volgende ochtend keurig ons geld brengen. Onze week kan niet meer stuk.
Moet nu echt stoppen.