Wereldreis, Afrika: brief 14
[7 april 1997]
Aankondiging reorganisatie
Vanaf Nairobi zijn we nu weer een stuk verder naar het zuiden, we zitten nu op Zanzibar. Voordat ik echt begin met schrijven eerst wat over de rondzendbrieven. Er valt zo veel te schrijven dat het niet echt lukt om af en toe een kort briefje te sturen. We realiseren ons dat het voor ons wel leuk is om te schrijven, maar dat we de rondzenders een hoop kopieer- en verzendwerk bezorgen. Aangezien we vanaf hier de procedure niet kunnen verbeteren, willen we het volgende doen: tot eind mei gaan we op de oude voet verder (schrijven en verzenden). Daarna blijf ik de rondzendbrief wel schrijven, maar de laatste tweeënhalve maand (juni, juli, deel augustus) sturen we geen rondzendbrief op, die nemen we mee naar Nederland en daar verspreiden we hem zelf. Voor de tweede periode dat we weggaan, proberen we een beter systeem uit te werken.
Zanzibar
In Nairobi zijn zes nieuwe mensen ingestapt: een stel van tegen de dertig, werkzaam in de sociale zorgsector, een journalist (halverwege de dertig), twee vriendinnen (+ 25) allebei net afgestudeerd en een meisje dat in de beveiligingssector werkt. Onze eerste indruk is dat het enthousiaste en aardige mensen zijn.
Vanuit Nairobi zijn we via Arusha (waren we al eerder) naar Dar-es-Salaam gereden en van daar uit over gevaren naar Zanzibar. Zanzibar is volstrekt anders. Opeens zijn we in een Oosterse sfeer. Het klimaat is ook heel anders. We zitten nu weer op zeeniveau, vlakbij de evenaar en daarmee in het vochtige tropisch klimaat. Vanwege de regentijd is de luchtvochtigheid 100%.
Het eiland (bijnaam: spice-island = kruiden-eiland) heeft iets geheimzinnigs en ademt een sfeer uit van: kruiden (vooral kruidnagelen), veel verschillende ook oosterse invloeden (Perzische baden, Portugese balkonnen, oosterse versierselen) en kokospalmen met een bounty-strand. Opeens voelen we ons niet meer in Afrika.
Als we van de boot komen (we zijn met z'n achten) worden we belaagd door zeker zes mensen die ons willen 'helpen'. Ze leiden ons naar de immigratie (formulier invullen, nog een stempel in ons paspoort, Zanzibar wil wel laten weten dat het anders is dan de rest van Tanzania) en willen ons vervolgens naar een hotel gidsen (toevallig het hotel waar we heen wilden). Als dat hotel geen plaats heeft voor acht man, wordt het wat onoverzichtelijk, de één wil ons naar hotel zus brengen, de ander naar hotel zo en het één is nog mooier dan het andere goedkoop is. Uiteindelijk belanden we onder aanvoering van een zekere Eddy bij het hotel 'Pyramide': prima kamers, water en licht en vanwege onze 'speciale korting' redelijk geprijsd.
Als we ons geïnstalleerd hebben en de stad in willen, hangt onze voltallige escorte in het hotel rond. De manager wil weten wie ons naar zijn hotel heeft gebracht. Als ik naar waarheid zeg 'Eddy', springt Eddy een gat in de lucht (hij wordt beloond door de manager), de man die ons naar het eerste volle hotel bracht kwaad (we waren tenslotte 'zijn' buit) en de rest druipt af.
Stone-town het oude centrum van Zanzibar-stad, doet nog het meest denken aan de oosterse medina's. Heel smalle kronkelige straatjes, bijna alleen maar moslims en veel oude stenen gebouwen met mooie veranda's. Zelfs de muziek is oosters in plaats van Afrikaans. De sfeer in de stad (en op het hele eiland) is heel ontspannen en vriendelijk. We worden vaak aangesproken (ook om uitstapjes te verkopen) maar op een aangename manier. We zijn perplex als iemand ons nadat we verteld hebben dat we uit Nederland komen, meedeelt dat we dan aan het eind van de maand koninginnedag vieren!
Sulaman
's Zondags doen we de spice-tour over het eiland, bijna een verplicht nummer hier. Je gaat dan een aantal plantages af waar de diverse kruiden van het eiland groeien. Sulaman, een grote imposante moslim met het stemvolume en de toon van een prekende dominee wijdt ons in in de mysteriën van de kruiden. Bij elke plant somt hij alle namen op die voor de plant gebruikt worden: first name is called/calling ....; second name is ... enzovoort tot vijf namen aan toe.
Heeft hij al zijn wetenswaardigheden gespuid, besluit hij steevast met 'So, do you understand, all my tourists?' Sulaman benadrukt ook de medicinale werking van sommige kruiden en hij is ervan overtuigd dat als we zijn betere en goedkopere middelen straks thuis gebruiken: 'dan zullen we ons de lessen van hem, Sulaman, herinneren, all my tourists'.
We zien heel veel kruiden en ruiken en proeven alles. Een kleine selectie: kaneel (bast van de boom wordt gedroogd en gerold), custard apple (echt gebruikt voor custard), kurkuma, de kapokboom, anijs, vanille, nootmuskaat en natuurlijk kruidnagel. In de lunch die we krijgen zijn heel veel kruiden verwerkt.
De spice-tour mag dan toeristisch zijn, het is een uitstapje dat je hier niet mag missen.
Dolfijnen
Vandaag zijn we naar de zuidpunt geweest. Eddy (die van het hotel) schijnt overal waar wij op het eiland zijn uit het niets op te duiken. Als we terugkomen van de spice-tour staat hij ons al op te wachten om een nieuw uitje voor ons te regelen. Hij zegt dat hij ons graag 'happy' wil zien op zijn eiland. We vragen of we dan voor niets mee mogen, maar zo 'happy' hoeft ook weer niet voor Eddy. Na het nodige onderhandelen gaan we met hem op pad. Aan de zuidkant kan je met een bootje de zee op om dolfijnen te zien (officieel heet het 'zwemmen met dolfijnen', maar zo dichtbij komen ze niet). Als we in Kizimkazi in het zuiden aankomen gaat het vreselijk waaien en dreigt een onweersbui die vijf minuten later losbarst. Zo gaan we dus maar niet de zee op. Na anderhalf uur begint het op te klaren en na nog een half uurtje besluiten we te gaan.
Dolfijnen in Zanzibar.
Met een gedeeltelijk gemotoriseerde boot (ouderwets model roeiboot, heet 'dhow') gaan we de Indische Oceaan op. Gedeeltelijk gemotoriseerd wil zeggen dat na twintig minuten de motor heel definitief uitvalt. Het touwtje waar de motor de eerste twintig minuten steeds mee gestart moest worden is uit de motor getrokken en niemand krijgt hem nu nog aan de praat.
Zo dobberen we een poosje rond tot de bemanning besluit om met een afgebroken plank en een stok terug te gaan roeien. We zien ondertussen onze eerste dolfijnen. Na een poosje roeien wordt het anker uitgegooid. We gaan wachten op redding. De redding komt van een andere dhow met zeil (dat is een zeil-dhow) die een motor heeft. Na een keer of vijftien proberen start deze motor wel en kunnen we weer varen, inmiddels zijn drie van de acht mensen aardig op weg zeeziek te worden, vooral door de golfslag bij het stilliggen. We varen langs verschillende groepen dolfijnen en we zien ze ook echt door het water springen. Soms met drie of vier tegelijk. We roepen met zijn allen 'oh' en 'ah' als ze springen en buitelen alsof we in het Dolfinarium zijn. Heel erg leuk, om ze in het echt te zien.
Met de geleende motor komen we uiteindelijk weer terug in Kizimkazi, waar Eddy uitlegt dat we toevallig net motorpech hadden. (Een andere groep had net zo toevallig ook motorpech, Zanzibar hoort in dit opzicht echt bij Afrika).
Terug in Zanzibar-stad gaan we voor de tweede achtereenvolgende dag bij een straatstalletje eten. De man verkoopt verschillende heel erg lekkere hapjes (samosa's, aardappelballetjes, fishcake, vleesballetjes) voor heel weinig geld. We eten alweer meer dan goed voor ons is omdat alles zo heerlijk smaakt. Zanzibar bevalt ons wel.
[13 april 1997]
Naar Malawi
Zanzibar ligt alweer een kleine week achter ons. Vanaf Dar-es-Salaam, waar we dinsdagmiddag vanaf Zanzibar zijn aangekomen en woensdag weer zijn vertrokken zijn we Tanzania doorgestoken richting Malawi. Voor het grootste deel rijden we dezelfde weg terug, die we eerder heen, op weg naar Kenia ook hebben gereden. Door de regen van de laatste tijd ziet alles er onvoorstelbaar veel groener uit dan een paar weken geleden. We komen ook weer door Mikumi wildpark, waar we veel wild en ontzettend veel olifanten zien.
Afgelopen vrijdag (11 april) hebben we de grens van Malawi gepasseerd. De grensformaliteiten stellen niets voor, we hebben zelfs geen visum nodig voor Malawi. De douaneman in Malawi, waar we allemaal persoonlijk langs moeten, is erg vrolijk. Hij wil van Rik weten hoe rijk hij is en mij stelt hij voor om in Malawi te blijven; het is, vindt hij, een mooi land. Verder wil hij mijn paspoort houden, want hij heeft zelf een paspoort nodig. Rik wijst hem er op dat hij niet erg op mijn foto lijkt, daar moet hij vreselijk om lachen en om die reden houdt hij mijn paspoort toch maar niet.
Het grootste verschil na de grensovergang is de conditie van de weg. Er ligt wel asfalt, maar met gruwelijk grote gaten en kuilen er in. Hier en daar wordt aan de weg gewerkt. De wegwerkers: jongetjes die met emmertjes zand de grootste gaten opvullen en vervolgens aan langskomende voertuigen een bijdrage vragen. De eerste houdt gewoon een schaaltje op, de tweede houdt een kartonnen bord omhoog. Op het stuk karton staat te lezen: 'Stop: Self-help ploject (ook in Malawi is er geen verschil tussen de 'r' en de 'l'). Nummer drie staat wat voor de show met zijn schep en schreeuwt alsof het een overval betreft: 'Give me the money.'
Malawi-meer
De oever van Lake Malawi.
De eerste avond staan we op een camping aan het Malawi-meer, dat zo groot is dat het wel de zee lijkt. We hebben een foldertje van de camping voor een uitstapje naar het Nijika-park. Dat komt goed uit, daar wilden Rik en ik naar toe. We informeren bij de (uitermate luie) barman, die eerst zegt dat het uitje 300 dollar per persoon kost, vervolgens dat het 400 dollar kost (voor zeven personen) en daarna dat het 100 dollar per persoon kost, maar dat hij eerst zijn baas moet bellen. Na een halve dag is hij er eindelijk in geslaagd om zijn baas te bellen. Helaas zit zijn baas ver weg, ons uitje kan dus niet geregeld worden. Later blijkt dat het foldertje drie jaar oud is en gemaakt toen de camping nog niet bestond! Als we doorzeuren belooft de luie barman (hij heeft de keuze uit sprite en pils als barvoorraad, van de menukaart (omelet, cake, brood, patat) kan hij helemaal niets leveren) om de volgende ochtend iemand in het dorp voor de tocht te charteren.
De ochtend daarna noemt hij een absurd hoge prijs en we verdenken hem er ernstig van dat hij aan niemand iets gevraagd heeft en dat hij hoopt dat we bij zo'n belachelijk bedrag wel opgeven. Zijn hoop is terecht. We gaan zelf nog informeren in het dorp, maar vervoer blijft problematisch (vanaf tachtig kilometer voor het park is geen regulier openbaar vervoer, het kan je dan dus een à twee dagen kosten voordat je dat vervoer geregeld hebt). We besluiten het Nijika-park maar op te geven, te meer omdat Rik op een laaghartige manier is aangevallen door een gemeen insect. Hij heeft gemene geïrriteerde plekken boven zijn enkel en kan eigenlijk niet goed lopen met wandelschoenen.
De truck (Bertus) volgt het Malawi-meer, wij willen (op advies van een aantal uit de oude groep) niet langs het meer. Ons tweede plan is Kasungu National Park. In Mzuzu stappen we uit de truck en met de bus reizen we door naar Kasungu.
Kasungu
De tocht van vandaag is heel mooi. Malawi is echt een schitterend land met heel mooie groene heuvels. De uitzichten, eerst over het meer, later over de heuvels met maïs, zonnebloemen of bos zijn echt prachtig. Het Forestry-office waar we de trip moeten regelen is vanwege de zondag gesloten. Wel is Elliot er, de bewaker. Elliot vindt het erg gezellig dat we langskomen en wijst ons waar we (morgen) heen moeten om de tour te regelen. Er is één probleem: het overheidspersoneel in Malawi is in staking om te protesteren tegen de hoge overheidsuitgaven. De gidsen in het park en de mensen die bij de Forestry werken zijn overheidspersoneel, dus of we morgen iets kunnen regelen is maar de vraag.
Elliot vraagt waar we slapen, dat weten we nog niet. Zal hij ons iets wijzen? Heel graag. Ondanks mijn beleefde protesten draagt Elliot mijn tas en gedrieën gaan we op pad. We belanden uiteindelijk (zijn eerste keus was vol) bij een aangenaam, maar wel luxe hotel. Hij begeleidt ons tot op onze kamer. Ons aanbod om wat te drinken accepteert hij graag, alleen heeft hij liever geld dan een hotelbiertje. Zijn eigen bier is lekkerder en veel meer voor hetzelfde geld dan het hotelbier. Grappig: hij drinkt de 'shake-shake' (bier in kartonnen pak) die we in Zambia zagen en waarvan we dachten dat het melk was.
[17 april 1997]
Kunnen we naar Kasungu NP?
De volgende ochtend ('s maandags) gaan we op pad naar de forestry-office. Elliot komt ons al tegemoet: er is vandaag inderdaad een staking, maar hij wil ons wel naar zijn baas brengen. De baas is eerst aardig en behulpzaam, maar na een poosje wordt hij nerveus: als we te lang op zijn kamer zitten, worden de stakers boos. Hij doet opeens heel kortaf en onvriendelijk en zet ons min of meer zijn kamer uit.
Uiteindelijk worden we gedropt bij een instituut dat onderzoek doet naar de Tsé-Tsé vlieg. Wat we daar te zoeken hebben weten we zelf ook niet. Het lijkt niet de meest voor de hand liggende organisatie voor uitstapjes naar Kasungu National Park. We passeren diverse kantoortjes en belanden dan bij een uitermate vriendelijke Engelsman, die toevallig een kaartje met (radio)telefoonnummer van de lodge van het park heeft. Hij belt voor ons naar het park. Eerst lijkt het plan stuk te lopen op gebrek aan vervoer van Kasungu naar Kasungu Park, maar uiteindelijk belt het park weer terug: ze willen wel een jeepje sturen dat ons ophaalt en weer terugbrengt. In het park werken de mensen gewoon, dus we kunnen komen. Het jeepje gaat (om half tien) direct op pad vanaf het park naar Kasungu (vijftig kilometer). Als we eigenlijk al opgegeven hebben te hopen dat er ooit een jeepje zal komen, verschijnt er om half drie 's middags een jeepje dat ons keurig naar het park brengt.
Kasungu NP
Ons huisje in Kasungu.
In het park worden we warm onthaald. We krijgen een schitterend huisje (net nieuw en erg knus en schoon) met uitzicht op het meer met nijlpaarden. Op het terras, dat ook uitkijkt over het meer krijgen we gelijk bij binnenkomst koffie, thee, cake en koekjes (in overdaad) voorgezet. De dagen in het park (we blijven uiteindelijk twee nachten) zijn zuivere verwendagen met een overvloed aan heerlijk en uitgebreid eten en drinken. We gaan een aantal keren met een open jeep (met chauffeur en een heel goede gids) een game-drive (zoektocht naar wild in het park) doen. De eerste begint al voor het ontbijt om zes uur 's morgens. We zitten nu in het natte seizoen en dat is niet het echt goede seizoen om wild te zien: hoog gras en dichte begroeiing waardoor je weinig zicht hebt en volop eten en drinken, zodat de dieren door het hele park verspreid zitten. Ondanks dat genieten we enorm, het park zelf is nu op zijn mooist, verder zien we heel veel vogels, planten en andere leuke dingen.
We rijden ook één keer door tot het allang donker is. De gids schijnt met een zoeklicht rond op zoek naar nachtdieren. Zo 's nachts in een jeep door het wildpark is uitermate spectaculair, we zien uilen, nachtzwaluwen en andere nachtdieren en horen de roep van de kameleons hoog in de boom. Na twee geniet- en verwendagen gaan we met het jeepje weer terug naar Kasungu en vandaar met de bus naar Lilongwe, de hoofdstad van Malawi.
Lilongwe
In Lilongwe moeten we ons laatste visum voor deze reis regelen, een transit-visum voor Mozambique. We gaan in één dag van Malawi via Mozambique naar Zimbabwe.
In Lilongwe kamperen we bij de golfclub, wat een vreselijke kouwe-kak-zooi is. Al bij de slagboom worden we voor het eerst tegengehouden (we zien er duidelijk niet uit als leden van een sjieke golfclub). Bovendien blijkt kamperen hier belachelijk duur te zijn (je mag wel gratis golfen, maar daar hebben Rik en ik niet echt belangstelling voor). Zelfs als Rik alleen maar bij de groep op de camping gaat informeren, krijgt hij een begeleider mee die blijft staan wachten tot Rik weer mee terugloopt. Ik wacht in de tussentijd bij de bagage en zie akelig veel arrogante en elitaire golfclubleden. Het personeel hier (het 'hogere' personeel dat de gasten helpt) is al net zo verkeerd en het 'lagere' personeel wordt gedrild in onderdanigheid. De straatveger gaat stram stilstaan om ons te groeten als we langskomen. Samen zijn we het roerend eens, hier blijven we niet. We gaan naar het (missie)hotel aan de overkant, we betalen er net zo veel, maar het is er veel aangenamer.
Lilongwe zelf is in feite een groot dorp: vriendelijke sfeer, aardige behulpzame mensen, maar weinig spectaculairs te zien.
[20 april 1997]
Zomba-plateau
Vanaf Lilongwe rijden we naar het Zomba-plateau in het zuiden van Malawi. Het is een plateau op 2.000 meter hoogte. We blijven daar een dag en maken een grote lange wandeling over het plateau. Onderweg hebben we schitterende uitzichten over de vlaktes rondom het plateau. Vanaf Zomba rijden we naar de grens met Mozambique. Morgen gaan we in één dag via de Tete-corridor van Malawi naar Zimbabwe (de Tete-corridor is de doorsteek door Mozambique). Als alles meezit bereiken we morgen Harare. In Harare moet deze brief op de post.